10 - Oorlogsjaren: Het Nederlands Onderduikers Paradijs
De eerste jaren in de Tweede Wereldoorlog was het in de Noordoostpolder relatief rustig. De Duitse bezetters lieten de dunbevolkte polder met rust. Ook hadden ze respect voor, en belang bij, dit Nederlandse landbouweconomisch wonder. Omdat de mensen in het nieuwe land elkaar niet goed kenden, was verzet ook moeilijker te organiseren. Dit kwam daardoor later op gang. Na 1943 nam het verzet in Nederland toe, groeide de behoefte aan onderduikplaatsen en werd de NOP het Nederlands Onderduikers Paradijs.
Albert Knipmeijer
Albert J. Knipmeijer, in dienst bij de Directie van de Wieringermeer afdeling Noordoostpolderwerken als hoofd administratie en personeelszaken, gaf op zijn eigen wijze vorm aan het verzet. De Directie had een bijkantoor in Kampen (landbouwkundige afdeling). Daar konden mensen zich aanmelden voor het werk in de Noordoostpolder. Knipmeijer maakte daarvan optimaal gebruik en bedacht het systeem van ausweisverklaringen.
Op een Ausweis stond aangegeven wie, wanneer en waar men vergunning had om te werken. Er stonden dus geen pasfoto's of vingerafdrukken op, zoals op het Persoonsbewijs. Een Ausweis was dus geen identiteitskaart of paspoort zoals wij dat nu kennen. Vooral in de oorlogstijd in Nederland moesten er bepaalde groepen tijdens de spertijd werken, zoals leden van de Luchtbeschermingsdienst en personeel van de Nederlandse Spoorwegen.
Met zo'n Aausweis konden onderduikers ‘legaal' in de Noordoostpolder aan het werk en werden ze beschermd voor tewerkstelling in Duitsland. Op die Ausweis was ook de handtekening van de Duitse autoriteiten, die in Zwolle gestationeerd waren, nodig. Overigens gebeurde dit buiten directeur Smeding om. Hij wilde zich buiten illegale praktijken houden en zijn dienst moest ook afzijdig blijven. Voor hem stond voorop dat het werk en het hele proces van in cultuur brengen van de polder doorgang zou vinden. Knipmeijer maakte van elke onderduiker een landarbeider. De Noordoostpolder werd daardoor snel bekend als Nederlands Onderduikers Paradijs. In de praktijk deden studenten, tandartsen, bakkers, horlogemakers, fabrieksarbeiders en professoren zij aan zij dat verschrikkelijk zware werk met de schop. Want het ontginningswerk (zie ook venster 9) ging ondanks de verschrikkingen van de oorlog buiten de Noordoostpolder gewoon door. Er werd het uiterste van de landarbeiders gevergd. De werkdagen waren lang: van maandag tot en met vrijdag werd er negen uur gewerkt en op zaterdags nog eens vijf uur. Het werk was voor velen te zwaar. Zij verlieten de Noordoostpolder, niet zelden met bloedende blaren op hun handen.
Vliegtuigen
Vanaf 1943 nam het aantal vluchten van Engeland naar Duitsland snel toe. De geallieerden bombardeerden Duitse steden. 's Nachts vlogen duizenden vliegtuigen over Nederland. In 1944 en 1945 stortten ongeveer 29 vliegtuigen in de Noordoostpolder neer. Het monument aan de Lindeweg herinnert daar nog aan.
Wapendroppings
Door de toestroom van onderduikers was er in de jonge polder een andere sfeer ontstaan; feller anti-Duits, actiever in het verzet. Het verzet en de geallieerden ontdekten de desolate Noordoostpolder als een gebied waar piloten een noodlanding konden maken, of zelfs wapens konden droppen. De knokploegen op het oude land verkregen hun wapens hoofdzakelijk door middel van droppings uit geallieerde vliegtuigen. Er zijn twee wapendroppings geweest, waarvan er één geslaagd is. Zo'n dropping was een hele organisatie en moest in het geheim met betrouwbare mensen georganiseerd worden.
Het landelijke verzet uitte zijn zorgen. Er waren eind 1943, begin 1944 zo veel onderduikers in de Noordoostpolder dat het gevaar dreigde dat de Duitsers alleen maar het net aan de rand van de polder hoefden op te halen om een enorme vangst aan gevangenen binnen te halen. Naar schatting zijn in totaal zo'n 20.000 onderduikers in de Noordoostpolder actief geweest. Knipmeijer, naar wie een straat in de Emmeloordse wijk De Erven is genoemd (nadat hij vlak na de oorlog zijn naam niet wilde geven aan het plein dat later het Harmen Visserplein werd) werd uiteindelijk hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten in de Noordoostpolder. De laatste maanden van de oorlogstijd stond er een prijs van 25.000 gulden op zijn hoofd en moest hij zelf onderduiken. Hij heeft onder meer ondergedoken gezeten in de afdeling besmettelijke ziekten van de ziekenbarak te Vollenhove.
Razzia's
De spanningen namen in 1944 toe. In het zuiden drongen de geallieerden snel op. De nerveuze Duitsers hadden meer mensen nodig om zich te verweren. De Duitse legerleiding liet toen het oog op de Noordoostpolder vallen. Op 7 augustus 1944 werden in Vollenhove en omgeving tijdens een kleine razzia 130 jongemannen opgepakt en aan het front tewerkgesteld. Met de relatieve rust in de Noordoostpolder was het daarna gedaan.
De grote razzia
De wapendroppings, het verbergen van geallieerde piloten, gecombineerd met de behoefte aan arbeidskrachten ter verdediging van Duitsland, vormden de basis voor de grote razzia op vrijdag 17 november 1944. Op een regenachtige dag doken vanaf een uur of vier 's morgens zo'n vierduizend Duitse militairen de polder in, geholpen door vele Nederlandse getrouwen. Dit gebeurde o.i.v. Höherer SS- und Polizeifűhrer H.A. Rauter. Zijn functie in Nederland was Generalkommissar fűr das Sicherheitswesen.
Zo’n 1800 polderwerkers werden opgepakt en in colonnes naar Vollenhove gedreven. Daar werden ze onder barre omstandigheden in scholen bijeen gebracht. De Directie zette ondertussen alles in het werk om zoveel mogelijk polderwerkers vrij te krijgen, omdat ze onmisbaar zouden zijn voor het werk in de polder. Vanuit Vollenhove liepen de overgebleven jongemannen naar Meppel, vanwaar ze per trein naar Duitsland werden vervoerd. Uiteindelijk konden Directie, familie en andere bemiddelaars zo’n 900 jongemannen terug naar de polder halen.
Na de razzia’s voelden velen zich ook in de Noordoostpolder niet meer veilig. Zij gingen naar huis en de polder stroomde leeg. Het was moeilijk om aan arbeidskrachten te komen voor het oogsten en andere werkzaamheden. De Duitsers bleven overtuigd van het belang van een vlotte ontginning en exploitatie van de polder. Zelfs kreeg de Directie in mei 1944 de beschikking over zo’n honderd ossen uit Beieren die voor de nodige trekkracht moesten zorgen. De Duitsers lieten ook elektromotoren komen om het dorsen te versnellen. Tevens haalden ze veenarbeiders uit Twente, om nog enigszins vaart in de werkzaamheden te houden. Zelf lieten de Duitsers zich na de razzia’s niet veel zien meer .
Springstof in de dijk en de mythe van de Polen
In het vroege voorjaar van 1945 werd de Noordoostpolder bedreigd door wraakzuchtige Duitsers die de dijk op wilden blazen. Bij Lemmer hadden ze, zo gaat het verhaal, al grote gaten in de dijk gegraven waarin meer dan duizend kilo springstof kon worden geplaatst. Prominente Nederlanders werden op de hoogte gebracht en zouden met de Duitse commandant Jähle in Lemmer onderhandeld hebben. Zelfs Prins Bernhard zou bij die onderhandelingen een rol gespeeld hebben. De drie Poolse soldaten die in Duitse dienst waren, moesten de dijk dicht bij de sluis bewaken. Tijdens de omwenteling (vlucht van de Duitsers en het ontstane gezagsvacuüm) wisten zij zich een heldenrol toe te dichten. Zij vertelden dat zij de dijk gered hadden. De Polen kregen voor hun verzonnen heldenrol op 31 mei op het Bevrijdingsfeest een onderscheiding.
Was de dijk wel in gevaar? Handelden de Polen in opdracht van de Duitsers? Of probeerden ook zij hun eigen hachje te redden? Uit diverse bronnen blijkt dat de polderdijk eigenlijk geen direct gevaar heeft gelopen. Het strategisch belang voor de geallieerden was dan ook niet groot. In ieder geval herinnert de Polenweg aan deze geschiedenis.
Harmen Visser
Het georganiseerde verzet kwam vanuit Vollenhove. Initiator was Harmen Visser, die in 1943 politieagent in Vollenhove werd. Later werd hij commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, Groep Vollenhove, die ook in de Noordoostpolder actief was.
Drama
De dag voor de bevrijding van de Noordoostpolder voltrok zich een drama. Op 16 april 1945 reden tanks van de Canadese 8e Brigade richting Slijkenburg, bij Kuinre. De Duitsers hadden op zaterdag 14 april de bruggen naar de Kuinderpolder en bij Schoterzijl opgeblazen. En nu kwamen ze, op de vlucht, vanaf Lemmer in de richting van Slijkenburg. Er ontstonden schermutselingen. Harmen Visser, die voor de Canadezen uitreed, werd tijdens die gevechten doodgeschoten. Op zijn motorfiets kwam hij, na het treffen met de Duitsers ten val en werd zo een schietschijf voor de Duitsers. De Canadezen verlieten snel de plaats des onheils en lieten de gesneuvelde verzetsman liggen. In het zicht van de vrijheid liet Harmen Visser het leven. Een klein herinneringskruis aan de Zeedijk bij Slijkenburg herinnert tot op de dag van vandaag aan deze gebeurtenis.
Bevrijding
De oprukkende geallieerden lieten de Noordoostpolder, waar geen Duitsers aanwezig waren, links liggen. De volgende dag droeg Albert Knipmeijer het gezag over aan landdrost Smeding, de hoogste vertegenwoordiger van het burgerlijk bestuur. Een jaar later werd op Bevrijdingsdag, 17 april, een bevrijdingsboom geplant op het enige plein dat Emmeloord toen had, het huidige Harmen Visserplein. De boom staat tegenwoordig bij de ingang van de bibliotheek. Op het plein voor het gemeentehuis ligt nu een gedenksteen.
Het grote bevrijdingsfeest in de Noordoostpolder werd op 31 mei 1945 in Emmeloord gevierd. De heftige tijden waren voorbij. Het Nederlands Onderduikers Paradijs was na de bevrijding weer gewoon de Noordoostpolder.