Polderarchitectuur De Noordoostpolder, met Emmeloord als middelpunt, bestaat 80 jaar. De eerste bewoners werden onderworpen aan een strenge selectie, inclusief huisbezoeken en blikken in de linnenkast.

De Poldertoren, met 65 meter het hoogste gebouw van de polder, markeert het hart van de Noordoostpolder. Een reusachtige peilstok, zichtbaar tot in de verre omtrek, van waaruit stedenbouwkundigen en ingenieurs de polder op mathematische wijze hebben uitgemeten en vormgegeven, huis na huis, straat na straat, dorp na dorp, boerderij na boerderij.

 

luchtfoto emmeloord 1962luchtfoto emmeloord 1962

Aan de voet ervan wacht, het grijze haar wapperend in de straffe polderwind, Aukje van der Molen (71), kind van de polder en onbezoldigd stadsgids. Vandaag leidt ze me rond door haar geboorteplaats Emmeloord, de belangrijkste en grootste van de elf woonkernen die samen de gemeente Noordoostpolder vormen.

Die rondleiding staat in het teken van de polderarchitectuur. Want hoewel Emmeloord hoogbouw en nieuwbouwwijken heeft, is het vooral het domein van de Delftse School. Net als de hele polder. Het is de erfenis van de belangrijkste vormgever van de polder, de Delftse stedenbouwkundige Marinus Granpré Molière (1883-1972). Granpré Molière zette zich af tegen de moderne bouwkunst van die tijd, die volgens hem vervreemding in de hand werkte. De nieuwkomers uit alle windstreken moesten zich zo snel mogelijk thuis voelen in de nog ledige polder. Daarom greep hij terug op beproefde vormen en materialen: traditionele woningen opgetrokken uit baksteen, met hoge pannendaken en grote schoorstenen die herinnerden aan de plattelandsdorpen waar de nieuwe bewoners veelal vandaan kwamen. In alle woonkernen van de polder is dit soort huizen dominant. Met uitzondering van Nagele, waar de aanhangers van het Nieuwe Bouwen hun gang mochten gaan.

In moderne ogen zien die bakstenen (rijtjes)huizen er misschien wat benepen uit. Maar, zegt Aukje van der Molen, de Delftse School is rijker dan je op het eerste gezicht zou denken. Het draait om details, laat ze zien in de Zeeasterstraat, een van de oudste straten van Emmeloord, waar een aantal woningen nog min of meer in de oorspronkelijke staat verkeert.

 

Lees ook:Atlantis bouwen in de polder

Paleisjes

Ze wijst op de dakkapellen en erkertjes, de ingewikkelde patronen in het baksteen, de omlijsting van de voordeuren, de uitsteeksels aan de daken en de kantelen, die geen ander doel hebben dan verfraaiing. Mooi, vindt ze. „Maar je moet er wel oog voor hebben.”

En dan nog iets: voor de eerste bewoners waren die woningen paleisjes. „Ze kregen een huis met badkamer, binnentoilet, aparte slaapkamers en een ruime achtertuin, waar ze hun eigen groenten konden telen. Dat was een luxe die ze nooit hadden gekend. Mensen hadden toen veel minder ruimte nodig dan nu.” Zelf werd ze geboren op een woonboot, het gezin verkaste pas later naar zo’n begeerlijk stenen huis.

Sommige huizen hebben nog het originele stoepje voor de voordeur, zien we. „Granpré Molière vond dat iedereen koning in zijn eigen huis moest kunnen zijn. Dat opstapje markeert letterlijk de scheiding tussen de buitenwereld en het privédomein.”

We komen in de Rietstraat, de allereerste straat van Emmeloord. Je zou denken: koester die straat, maak er een beschermd monument van. Maar de rijtjeshuizen hebben door recente bouwkundige aanpassingen hun oorspronkelijke karakter grotendeels verloren. De glazen voordeuren, nieuwe kozijnen en bovenmaatse dakgoten getuigen, vindt Van der Molen, van weinig besef voor de cultuurhistorische waarde van deze straat. „Dat is het probleem hier”, zegt ze. „Er is in de polder weinig belangstelling voor ons cultureel erfgoed. We hebben amper monumenten en er is in de loop der jaren al veel gesloopt.”

Kinderen van grote boeren mochten niet spelen met kinderen van kleine boeren

We bereiken het centrum van Emmeloord. Dat bestaat uit een winkelcentrumpje, een theater waar Van der Molen erg trots op is, een bioscoop, een met aluminium platen bekleed casino, een busstation, koffietentjes en restaurantjes en een fontein in de vorm van de Noordoostpolder, bedacht door een gemeenteambtenaar die met pensioen ging. Voor het overige is het, op enkele verdwaalde appartementencomplexen na, een kale vlakte waar de wind vrij spel heeft. Fijn dat je er gratis je auto kwijt kunt. Maar het hart van de centrale en grootste woonkern van de Noordoostpolder roept voorál de vraag op: waarom zou je hier, als bezoeker van buiten, überhaupt parkeren?

En dat geldt voor zowat de hele Noordoostpolder, meent schrijfster en historica Eva Vriend (48), die diverse boeken schreef over de geschiedenis en ontwikkeling van het Zuiderzeegebied. „Je kunt alle kanten op, maar je kunt nergens naartóe”, verzucht ze. Met die Cruyffiaanse uitspraak bedoelt ze dat je weinig te zoeken hebt in de Noordoostpolder als je er niet woont of werkt.

„Aan de randen van de polder, op de grens van het oude en nieuwe land, kun je prachtige wandelingen maken. En die hoge wolkenluchten en verre einders, die lange rechte bomenwegen, die windsingels rond de boerderijen, ja daar kan ik nog enorm van genieten. Verder vind ik het polderlandschap niet echt mooi. Wel interessant, juist vanwege de bijzondere geschiedenis. Maar dan moet je het verhaal erachter kennen.”


Lees ook:Corruptie in een 17de-eeuwse polder

Industrieel

De systematiek van tachtig jaar geleden bepaalt nog altijd de aanblik van het landschap, waarvan kavels van 300 bij 800 meter de basis vormen. In het vlakke polderland lijken de boerderijen die op regelmatige afstand van elkaar liggen, vaak met een groepje arbeiderswoningen en de originele schokbetonnen prefabschuur ernaast, beboste eilandjes in een oceaan. Iedere boer was verplicht rond zijn erf bomen, de windsingels, te planten.

Maar het karakter van het polderlandschap verandert snel, ziet Vriend. „Het overgrote deel van de polder is industrieel plattelandsgebied, gericht op grootschalige agrarische productie. Overal zie je enorme silo’s en koelloodsen verrijzen. De authenticiteit van de polder is daardoor de laatste jaren erg aangetast.”

Eva Vriend is de kleindochter van een pionier die in de jaren vijftig het geluk had een boerderij toegewezen te krijgen. Ze verliet de ouderlijke boerderij om geschiedenis te studeren, maar woont nu met haar gezin in Emmeloord. Grappig detail: haar straat is vernoemd naar de grootmeester van de Delftse School Granpré Molière, maar haar woning is – uitzonderlijk voor Emmeloord – opgetrokken volgens de principes van het Nieuwe Bouwen: licht en ruim.

Venster 15 2Venster 15 2

Predikantenwoning in de Nagelerstraat in Emmeloord, waar in de huizenbouw de Delftse School domineerde.Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/A.J. van der Wal

In haar boek Het Nieuwe Land (2014) beschrijft ze de selectie van de eerste polderbewoners, pioniers zoals haar opa. Alleen de allerbesten – in de ogen van de ambtenaren van de Dienst der Zuiderzeewerken – kwamen na een strenge selectieronde, inclusief huisbezoeken en blikken in de linnenkast, in aanmerking voor zo’n felbegeerde boerderij. De afvallers kregen een eenregelige afwijzing zonder motivatie. Dat stempel – gewogen en te licht bevonden – bepaalde de rest van hun leven, zo is te lezen in Vriends boek.

Vriend: „Er moest in de polder een ideale samenleving groeien, waaraan ieder bijdroeg naar vermogen. Maar in de praktijk scherpte de selectie de bestaande standsverschillen aan. Je positie werd in de eerste plaats bepaald door de vraag of je boer was en in tweede instantie door de grootte van je boerderij. Dat werkte in alles door. Mijn opa en vader hadden een boerderij van 24 hectare. Onze buurman had 36 hectare. Zijn huis was net een steen groter dan het onze.”

Kinderen van grote boeren mochten niet spelen met kinderen van kleine boeren, hun kinderen niet met arbeiderskinderen. Vrouwen van kleine boeren zaten op dorpsfeesten niet aan tafel met echtgenotes van grote agrariërs. Binnen de eigen stand was er een onderverdeling naar religie, want de drie belangrijkste denominaties waren gelijkelijk over de polder verdeeld.

Hoewel de standenmaatschappij geschiedenis is en de kerken leeglopen – diverse kerkgebouwen hebben een nieuwe bestemming gekregen als appartementencomplex – vormen de boeren nog steeds een machtsfactor van belang, zegt Vriend. „In 2011 werd de Noordoostpolder genomineerd voor de Werelderfgoedlijst van Unesco. Dat zou een erkenning zijn van de cultuurhistorische waarde van de polder. Maar de agrarische sector was bang dat boerenbedrijven in hun bedrijfsvoering zouden worden beperkt door stroperige procedures en het plan werd wegens gebrek aan lokale steun afgeblazen. Daarmee liet de Noordoostpolder een kans op wereldwijde erkenning liggen.”

Bron: c) NRC 15 mei 2022.
Schrijver Johan Nibbeling

 

 

BEZOEKEN? DIT IS ER TE ZIEN EN TE DOEN

Museumeiland Schokland is een voormalig Zuiderzee-eiland, dat in 1995 de eerste Nederlandse vermelding op de UNESCO Werelderfgoedlijst kreeg. Het is een Rijksmonument.

Waterloopbos Marknesse is een kunstmatig moerasbos, waar het Waterbouwkundig Laboratorium tot begin jaren negentig in schaalmodellen onderzoek deed naar waterkeringen. Veel van die schaalmodellen zijn de laatste jaren gerestaureerd. Het is een Rijksmonument.

Urk is een vissersdorp dat door de Noordoostpolder werd opgeslokt, maar daar nooit echt deel van uit heeft gemaakt. Het is nog een zelfstandige gemeente.

Nagele is de enige woonkern in de Noordoostpolder waar de Delftse School heeft plaatsgemaakt voor het Nieuwe Bouwen. Naoorlogse Nederlandse architecten van naam ontwierpen een dorp van woningen met louter platte daken. Tot op heden is een schuin dak taboe in dit Rijksmonument. Nagele heeft een eigen museum.

Landschapskunst is te zien in de hele provincie Flevoland. Van die landschappelijke kunstwerken liggen er twee in de Noordoostpolder: Pier+Horizon bij Kraggenburg (beschadigd bij recente stormen) en Deltawerk bij Marknesse.

Het Kuinderbos is het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder, aangelegd op voor landbouw ongeschikte gronden vlakbij de grens met Overijssel.

Het Tulpenfestival vindt plaats in het voorjaar. Het is een jaarlijks festival met exposities en wandel-, fiets- en autoroutes langs de tulpenvelden. De Noordoostpolder is met 2.000 hectare een van de grootste producenten van tulpenbollen van Nederland.