29 - Provincies en waterschap

De provincie Flevoland is in een feestelijke bijeenkomst in aanwezigheid van Koningin Beatrix ingesteld op 9 januari 1986. Als echter op de geschiedenis van deze twaalfde provincie wordt ingezoomd, ligt het startpunt daarvan vele decennia eerder. De ‘bestuurlijke indeling van Nederland’ blijkt in de Nederlandse politiek een lastig onderwerp te zijn. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn er talloze ideeën en voorstellen langsgekomen: 24 ‘miniprovincies’, 26 ‘doeprovincies’ en in 1993 ‘stadsprovincies’. Dat laatste zou dan moeten gebeuren door opheffing van de jonge provincie Flevoland en toedeling van Almere naar de stadsprovincie Amsterdam, terwijl de rest van Flevoland kon worden verdeeld tussen Gelderland en Overijssel. Anno 2011 wordt er alwéér gesproken over een bestuurlijke aanpassing, nu door de vorming van één ‘Randstadprovincie’, met Flevoland, Utrecht en Noord-Holland. Minister Plasterk (PvdA, Kabinet Rutte II) wil vóór het zomerreces 2013 van de Tweede Kamer, met een definitief plan hiervoor komen. Tot op heden lijkt bij de bevolking het draagvlak minimaal. Kortom: de discussie over de bestuurlijke indeling in Nederland is van alle tijden en zal blijkbaar ook nooit stoppen.

Geschiedenis

Al ver voor het droogvallen van de Noordoostpolder werd er in Haagse kringen nagedacht over het toekomstige bestuur van het Zuiderzeegebied. Al in 1939 was daarvoor, geheel naar Nederlands gebruik, een commissie ingesteld. Centrale discussie toen en later was of er een twaalfde provincie moest komen, of dat de nieuwe polders zouden worden toebedeeld aan de omringende provincies. Overijssel en Gelderland claimden respectievelijk de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland en met de komst van Zuidelijk Flevoland en misschien Markerwaard was dat gebied voorbestemd om bij Noord-Holland ondergebracht te worden.
Na de drooglegging van de Noordoostpolder barstte de discussie over de provinciale indeling van het Zuiderzeeproject in alle hevigheid los. Deze discussie werd heviger op het moment dat de Noordoostpolder gemeente zou gaan worden en daarom bij voorkeur ook provinciaal ingedeeld moest zijn. Uiteindelijk werd door minister Toxopeus besloten dat tegelijk met de gemeentewording (1962), de Noordoostpolder tijdelijk zou worden ingedeeld bij de provincie Overijssel. De gemeente Urk was al in 1950 bij Overijssel gevoegd.

 Provincie Flevoland, impressie van het landschap en indeling van gemeenten, 2012. Provincie Flevoland, impressie van het landschap en indeling van gemeenten, 2012.

De discussie over de provinciewording van het nieuwe stuk Nederland zou uiteindelijk nog tot en met 1985 worden gevoerd. Terugkijkend kan gezegd worden dat de kansen voor een eigen zelfstandige provincie voor de IJsselmeerpolders sterk wisselden. De voorstanders van een polderprovincie wezen op de gelijke poldermentaliteit, dezelfde landbouwkundige ontwikkelingen en de eigen identiteit. Het allerbelangrijkste was dat de eigen polderbevolking erin geloofde. 

Na de ministers van Binnenlandse Zaken H. Wiegel en W.F. de Gaay Fortman, die beiden pleitten voor opdelen van Flevoland, was het minister E. van Thijn in het kabinet Lubbers I, die in 1981 de aanzet gaf om de twaalfde provincie te gaan uitwerken. Op 14 januari 1983 stelde het kabinet Lubbers II het wetsvoorstel vast, waarna minister Rietkerk het wetsvoorstel uiteindelijk door de Tweede en Eerste Kamer loodste. Een bijzondere klus omdat de tegenstand vooral in de Eerste Kamer, mede door de Overijsselse lobby, erg groot was. In de Eerste Kamer werd op 25 juni 1985 het voorstel tot instelling uiteindelijk aangenomen met 38 stemmen voor en 33 tegen. 

 Op 15 februari 1985 hield de Tweede Kamer een hoorzitting over de instelling van de provincie Flevoland. De hoorzitting werd gehouden in 't Voorhuys in Emmeloord. Burgemeester van Lelystad J.P.A. (Hans) Gruijters sprak namens de zes gemeenten. Op 15 februari 1985 hield de Tweede Kamer een hoorzitting over de instelling van de provincie Flevoland. De hoorzitting werd gehouden in 't Voorhuys in Emmeloord. Burgemeester van Lelystad J.P.A. (Hans) Gruijters sprak namens de zes gemeenten.

Projectbureau Flevoland

In 1984 werd het projectbureau Flevoland ingesteld. Dat nam de voorbereiding voor de provincie voortvarend ter hand. Na de uitslag in de Eerste Kamer werden er verkiezingen uitgeschreven voor het nieuwe provinciebestuur. Op 18 september 1985 vonden die plaats, waarna het zogenaamde voorbereidingsorgaan van de provincie aan de slag kon. Vele zaken moesten geregeld worden, waaronder de invulling van het ambtelijk apparaat, de benoeming van de eerste Commissaris van de Koningin en de griffier, de bouw van een provinciehuis en het maken van vele provinciale verordeningen en administratieve procedures. Eén van de belangrijke beslissingen was de instelling van twee waterschappen.
Op 1 januari 1986 ging de provincie Flevoland officieel van start. Als taak zag het nieuwe provinciebestuur vooral de ontwikkeling van Flevoland. ‘Flevoland is nog niet af’ werd het credo. In 1993 werd via het programma van de Europese structuurfondsen een forse bijdrage geleverd aan het wegwerken van de Flevolandse achterstand (in verhouding tot de rest van Nederland). Met het Rijk werden programma’s opgesteld die onder meer resulteerden in het aanleggen van infrastructuur (onder meer A27, N50) en economische ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, steun aan startende ondernemers en stimulering van hoogwaardige kennisinstellingen.

 Overzicht van het nieuwe tracé bij Ens, januari 2011. Overzicht van het nieuwe tracé bij Ens, januari 2011.

Al met al is meer dan twee miljard euro door deze gezamenlijke aanpak in Flevoland geïnvesteerd. 

 De nieuwe brug bij Ramspol met de balgstuw. De nieuwe brug bij Ramspol met de balgstuw.

Zie ook film: Plaatsing brugklep nieuwe Ramspolbrug (2012)    

Het Waterschap 

Na de instelling van de provincie werd al snel besloten tot de instelling van twee waterschappen. De verantwoordelijkheid voor het waterbeheer lag in de IJsselmeerpolders bij de Dienst Zuiderzeewerken, onderdeel van Rijkswaterstaat. Vanaf april 1986 kwam de verantwoordelijkheid voor het waterbeheer bij twee waterschappen te liggen: Waterschap Noordoostpolder en Heemraadschap Fleverwaard met als werkgebied Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Waterschap Noordoostpolder was een zogenaamd kwantiteitswaterschap, wat wil zeggen dat de taken alleen gericht waren op de veiligheid en het zorgen voor voldoende water. De kwaliteit van het water werd beheerd door het toenmalige Zuiveringschap West-Overijssel. Het hoofdkantoor van Waterschap Noordoostpolder was gevestigd in Emmeloord.

Op 1 januari 2000 fuseerde Waterschap Noordoostpolder met het Heemraadschap Fleverwaard tot het nieuwe Waterschap Zuiderzeeland. Het hoofdkantoor kwam in Lelystad. Tegelijkertijd werd het kwaliteitsbeheer, dat tot de fusie door het Zuiveringschap West-Overijssel werd uitgevoerd, toegevoegd aan het nieuwe waterschap. Daarmee kreeg het waterschap drie kerntaken, te weten waarborgen van de veiligheid, zorgen voor voldoende water en handhaven van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Deze fusie was geheel in lijn met de landelijke ontwikkelingen. Steeds meer waterschappen fuseerden, waarbij de kwantiteits- en kwaliteitstaken in één hand kwamen.
Waterkaart Noordoostpolder.Waterkaart Noordoostpolder.

Ongeveer één procent van de oppervlakte van de Noordoostpolder is gereserveerd voor water (zie ook venster 8). Dat is een relatief kleine waterberging. In de afgelopen decennia heeft de Noordoostpolder mede daardoor verschillende keren te kampen gehad met ernstige wateroverlast. De overstromingen van grote delen rond Tollebeek (1998) staan vele polderbewoners nog scherp op het netvlies.

Wateroverlast in Tollebeek 1998. Wateroverlast in Tollebeek 1998.

Sinds het bestaan van het Waterschap Noordoostpolder wordt hard gewerkt aan vergroting van de opvangcapaciteit. Door onder meer de aanleg van natuurvriendelijker oevers en het langer vasthouden van overtollig water in de hogere delen van de Noordoostpolder, wordt de kans op wateroverlast als gevolg van hevige neerslag verkleind. Toch betekent dit niet dat dit probleem is opgelost. Door de doorgaande inklink van het gebied, de mogelijke peilstijging van het IJsselmeer en door de klimaatinvloeden, zal in de nabije toekomst nog meer waterberging gerealiseerd moeten worden. Rijk, provincie, gemeente en het waterschap zullen bovenstaande waterstaatkundige problemen samen op moeten oplossen.